Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

 

Artikel 53
1
Door een psychiatrisch ziekenhuis worden personen door wie of ten aanzien van wie in de zin van hoofdstuk II geen blijk wordt gegeven van de nodige bereidheid tot opneming of verblijf, slechts opgenomen tegen overlegging van één der in het tweede lid bedoelde bescheiden, dat op die personen betrekking heeft.
2
De in het eerste lid bedoelde bescheiden zijn:
a
een afschrift van een rechterlijke beschikking, houdende een machtiging als bedoeld in hoofdstuk II, •• 1, 1b, 4 of 4a;
b
een afschrift van een beschikking van de burgemeester of de rechter als bedoeld in hoofdstuk II, • 3;
c
een afschrift van een beslissing van de geneesheer-directeur en een afschrift van de rechterlijke beschikking, houdende een voorwaardelijke machtiging;
d
een uittreksel uit een uitspraak van de strafrechter als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voor zover die uitspraak betrekking heeft op de opneming;
e
een uittreksel uit een rechterlijke uitspraak, waarbij met toepassing van artikel 37b of artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht bevel wordt gegeven tot verpleging van overheidswege van een ter beschikking gestelde, voor zover die beslissing betrekking heeft op de terbeschikkingstelling en dit bevel;
f
een afschrift van een last tot plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden als bedoeld in artikel 13 van het Wetboek van Strafrecht;
g
een afschrift van een tot opneming strekkende beschikking op grond van het bij en krachtens de Penitentiaire beginselenwet bepaalde;
h
een uittreksel uit een rechtelijke uitspraak, waarbij met toepassing van artikel 77h van het Wetboek van Strafrecht plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt bevolen, voor zover die uitspraak betrekking heeft op deze maatregel;
i
een afschrift van een tot opneming voor onderzoek of observatie strekkende beschikking op grond van enige daartoe de mogelijkheid openende wettelijke bepaling.
3
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid ten aanzien van een persoon door wie niet blijk wordt gegeven van de nodige bereidheid, is bij opneming en verblijf van een persoon in een zwakzinnigeninrichting of verpleeginrichting overlegging van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, vereist, indien door die persoon blijk wordt gegeven van verzet tegen opneming en verblijf.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •